De laatste jaren zijn diverse market-can-bear testen uitgevoerd in verschillende landen (bv Duitsland, Nederland, Oostenrijk) om te bepalen welk deel (de zogehete extra heffing) van de prijs spoorwegbeheerders vragen for het gebruik van het spoor.
Volgens de richtlijn EU-Richtlijn 2012/34/EU en overeenkomstige nationale wetgeving, wordt er door spoorwegbeheerders een heffing in rekening gebracht bij de spoorwegmaatschappijen voor het gebruik van de infrastructuur. Op deze manier betalen spoorwegmaatschappijen direct voor de kosten. Daarbovenop hebben lidstaten de mogelijkheid om een extra heffing in rekening te brengen, die volgens de richtlijn gebaseerd moet zijn op wat de markt aankan (“what the market can bear”).
Om te bepalen wat de markt aankan, kan het Ramsey-Boiteux-Beginsel als methode worden gebruikt. Dit beginsel houdt in dat de extra heffing voor een marktsegment omgekeerd evenredig moet zijn aan de eigen prijselasticiteit voor dit marktsegment: segmenten met een grote gevoeligheid voor een prijsverandering betalen een lagere extra heffing en segmenten die ongevoeliger zijn betalen een hogere extra heffing.
Verschillende Europese lidstaten passen het mark-can-bear principe toe bij het in rekening brengen van de extra heffing voor spoorwegmaatschappijen, of zijn van plan dit te gaan doen in de nabije toekomst. Om de Ramsey-Boiteux extra heffing te berekenen is het belangrijk voor spoorwegbeheerders om de prijselasticiteiten af te leiden van de vraag naar spoorvervoer voor verschillende marktsegmenten. Vraag naar spoorvervoer verwijst hier naar de vraag van eindgebruikers van het spoor: reizigers in personenvervoer, verladers en logistieke dienstverleners in het vrachtvervoer. De spoorwegmaatschappijen zijn de link tussen de spoorwegbeheerders en de eindgebruikers, en vaak wordt aangenomen dat de extra heffing van de spoorwegbeheerder uiteindelijk wordt doorberekend aan de eindgebruiker.
Prijselasticiteiten van de vraag naar spoorvervoer van deze partijen kunnen worden afgeleid door middel van drie verschillende methodes: